In een interview met de Amerikaans-Duitse filosofe Susan Neiman plaatst ze kritische kanttekeningen bij de woke-beweging. Het is geen gemakkelijke kritiek die ze uit. Gemakkelijke kritiek is er natuurlijk ook; dan hoef je er niet over na te denken. Maar Susan Neiman denkt er wel over na.

Haar kritiek is dat uiteindelijk denken vanuit een vaststaande identiteit leidt tot tribalisme, stamgedrag, van een verdeling wie er wel en wie er niet bij hoort. Ze zegt: “Ik haal het idee uit de Bijbel die steeds waarschuwt voor stamgedrag, als mensen zich rond een identiteit verzamelen. Dan krijg je afgunst en conflicten”. Die ene stam – de ‘mensen van kleur’, de ‘vrouwen’ – vertegenwoordigt de essentie van wat een vrouw is, of iemand van kleur. Met hen voel “je je binnen die stam het meest betrokken – met anderen hoeft dat niet zo”.

In het evangelie naar Johannes staat geschreven dat Jezus de mensen liefheeft en dat die liefde tot het uiterste gaat. Dat wil zoveel zeggen als: er zijn geen grenzen aan deze liefde. Ze geldt niet een bepaalde groep, ze kent geen uitsluitingsmechanismen, ze zegt niet: jij hoort er wel, en jij hoort er niet bij! Ze is universeel.

Dat is een mooie, maar ook lastige boodschap. Want wie ik ben – zoo ik iets ben – begint dan niet bij mijn eigen definitie van wie ik ben, eerder bij het loslaten daarvan: zo sta ik open voor iets wat zoveel groter is dan ik zelf ben, en altijd groter blijkt te zijn dan ik misschien wel zou willen dat het is. Dat is liefde tot het uiterste. Zoo ik iets ben, hoop ik daar deel van uit te maken.

Rienk Lanooy, predikant van de Kloosterkerk