In de Kloosterkerk is er iedere maand een cantatedienst. Bachs religieuze meesterwerken zijn dan te horen in de eredienst. Gebed, gemeentezang, schriftlezing en preek komen samen met de prachtige muziek van Bach. Eerder kwamen de dirigent, Jos Vermunt en leden van het Residentie Bachorkest aan het woord. Nu is het de beurt aan een solist: countertenor Oscar Verhaar.

Oscar zingt al sinds zijn jongensjaren. De meeste jongenssopranen krijgen ergens tussen de 12 en 14 jaar ‘de baard in de keel’ en moeten dan veelal opnieuw beginnen. Bij Oscar – hij is nu 34 jaar – is de overgang van jongenssopraan naar countertenor heel geleidelijk gegaan. “Voor mij is zingen niet veel anders dan 20 jaar geleden. Natuurlijk heeft mijn stem zich verder ontwikkeld door technische training en ervaring. Mijn stem is iets lager geworden, ik zit nu in het alt-register”.

Wat bepaalt of je aan een uitnodiging voor een optreden gehoor geeft?
“Ik kijk eerst wat de muziek van mij vraagt. Ligt zij heel laag of juist heel hoog? Is zij langzaam of snel? Gaat het om een leuke aria of een pakkende melodie? Ligt het me? Natuurlijk is een goed orkest belangrijk. Ik zing ook graag opera. Het maakt eigenlijk niet uit of je een grote of kleine rol hebt. Je zit een aantal weken in een bubble en bent lid van een team. Na een aantal repetities is er de première en een aantal voorstellingen. Het is leuk om te acteren. Daarbij gebruik je je stem ook theatraal, om des te overtuigender te zijn”.

Hoe zit dat bij een cantate?
“Bij een cantate is dat anders. Na één repetitie is er de volgende dag de uitvoering. Ik bereid mij heel zorgvuldig voor. Thuis heb ik een klavecimbel om goed te kunnen studeren. Een klavecimbel past beter bij oude muziek dan een piano. Ik begeleid mezelf; dat is vooral belangrijk voor de inzetten. We gebruiken tegenwoordig moderne edities van de Bach-cantates; die zijn overigens toch nog van zo´n 50 tot 60 jaar geleden. Daarin heeft de redacteur bepaalde beslissingen genomen. Bach heeft namelijk niet altijd informatie als tempo en dynamiek voorgeschreven en sommige dingen lezen we nu anders dan in de jaren 60. Daarom raadpleeg ik altijd originele handschriften uit de tijd van Bach zelf, die zijn op het internet te vinden. In de muziek zijn vaak kleine versieringen aangegeven. Zonder versieringen klinkt de muziek droog. Vergelijk het met een schilderij uit de Barok-periode: lijnen en verfaanzetten kunnen van een wit vlak een kanten of geplooide kraag maken. Op dezelfde manier geven versieringen kleur aan de muziek. Bovendien is het de vraag wie de versieringen heeft toegevoegd. Was dat Bach zelf of één van zijn kopiisten? In de tijd van Bach zat er een heel productieteam achter de componist: studenten schreven de verschillende partijen uit. Het maakt uit welke kopiist welke partij heeft geschreven. Soms redigeerde Bach bepaalde partijen later zelf weer en voegde meer versieringen toe. Op basis van deze voorbereiding bied ik bij de repetitie mijn aria of recitatief aan. Vanzelfsprekend bepaalt de dirigent, Jos Vermunt, uiteindelijk het tempo en de fraseringen, dus waar de accenten komen en waar de kleine adempauzes”. 

In februari konden we jou in de cantatedienst via de live-stream horen.
“Ja, ik vond het erg leuk de solo-cantate ‘Widerstehe doch der Sünde’ te zingen. Het is muziek waar ik me goed bij voel en waarbij ik een mooi verhaal mag vertellen. De voorbereidingstijd was kort, maar ik kende de aria al. Ik probeer ook elk jaar een coaching met een beroemde countertenor te regelen. Dat zie ik als een investering in mezelf. Zo was de Engelse countertenor Laurence Zazzo  toevallig in Nederland. Ik heb zijn e-mailadres kunnen achterhalen en hij was bereid met mij af te spreken”.

Welke tips heb je van hem gekregen?
“Ik heb hem een bepaalde kwetsbare inzet voorgelegd, waarbij ik me niet stabiel voelde, als een soort koorddanser. Hij hielp met zoeken naar de gewenste intimiteit, naar een goede balans tussen zacht en toch ‘fysiek’ genoeg doen om ‘de noten aan de praat te houden’. Daar moet je heel ontspannen voor zijn”.

Je stond vanwege de coronamaatregelen in een lege kerk.
“Inderdaad, dat is zeker anders dan met publiek. Tijdens de repetitie, de zaterdagmiddag ervoor, ging het eigenlijk meteen al goed. Over de uitvoering tijdens de dienst op zondagochtend kreeg ik complimenten en ook ik zelf was tevreden. Mijn zoontje van 3 jaar had de cantatedienst op de iPad gevolgd, en na afloop kwamen hij en zijn moeder mij bij de kerk ophalen. Dat heeft veel indruk gemaakt, want sindsdien vraagt hij bij elke kerk die hij ziet of dat de kerk is waarin ik zong”.

Op 31 oktober zong je tijdens de Gedachtenisdienst voor overledenen. Gaf dat nog een speciaal accent aan de cantate en jouw rol daarin?
“Ik vond het lastig een verbinding te maken tussen mijn aandeel in de cantate, waarin hoop centraal stond, en het treurige van de Gedachtenisdienst. Ik heb tijdens de dienst wel gedacht aan een vriend die onlangs zijn moeder verloor. Hij zingt binnenkort ook in de Kloosterkerk. Wie weet op welke manier deze gedachten toch hebben meegespeeld”.

Meer weten over Oscar Verhaar: www.oscarverhaar.com

Dirigent Jos Vermunt:
“Solisten brengen naast de gemeenschappelijke inbreng van koor en orkest juist een persoonlijke, individuele boodschap en emotie. Die combinatie binnen een cantate vind ik juist zo mooi. ‘Bach vraagt van de solisten in zijn aria’s een uitzonderlijk technisch hoog niveau. Hij moet zelf ook hebben kunnen werken met hooggeschoolde zangers. Gelukkig zijn we hier in de gelegenheid om de muziek van Bach technisch en emotioneel op een hoog niveau uit te voeren”.

Beluister nogmaals de solo-cantate ‘Widerstehe doch der Sünde’ (BWV 54)

of de cantate ‘Ich glaube, lieber Herr, hilf meinem Unglauben’ (BWV 109) tijdens de Gedachtenisdienst voor overledenen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tekst Emilie Schreuder – foto Oscar Verhaar is van Arjan de Jager