Reminiscere – tweede zondag van de Veertigdagentijd

voorganger: ds. Marja Flipse

Organist: Geerten van de Wetering

In deze dienst klinkt cantate ‘Widerstehe doch der Sünde’ (BWV 54).

Deze dienst is vooralsnog alleen via het YouTube-kanaal (beeld en geluid) van de Kloosterkerk of via kerkomroep.nl (alleen audio) rechtstreeks of naderhand digitaal te volgen.

 

Toelichting bij Widerstehe doch der Sünde  BWV 54

De tekst van deze korte cantate schreef Georg Christian Lems in 1711 en gaat over de zonde als een gave van de duivel.

En die kan men ontwijken ‘met juiste aandacht’ waardoor de verleider de vlucht neemt.

De tekst leent zich zowel voor zondag Oculi als voor de 7e zondag na Trinitatis vanwege diverse verwijzingen.

Aanvankelijk meende men dat deze cantate die Bach in Weimar componeerde, onvolledig zou zijn. Uit tekstdrukonderzoek blijkt dat deze toch compleet is.

Het is een echte ‘cantata’ voor een enkele solostem. Twee aria’s gescheiden door een recitatief.

De instrumentale begeleiding is, naast het continuo, alleen voor strijkers, waarbij het opvalt dat de altvioolpartij gesplitst is.

 

De verleidelijke schoonheid is in de openingsaria al meteen aanwezig in de instrumentale baslijn tegenover de dissonante harmonie in de violen.

Ook in het middendeel (‘laß dich nicht den Satan blenden’) speelt Bach vaak met verrassende harmonieën.

Bijvoorbeeld bij ‘Fluch, der tödlich ist’: in de opeenvolging van akkoorden verwacht je normaalgesproken een oplossing aan het slot,

maar Bach schrijft hier juist een onverwacht akkoord.

 

In het recitatief komt de uiterlijke schoonheid en het innerlijk verderf van de demon duidelijk tevoorschijn.

Slechts een kort moment waarin sprake is van ‘Gottes Reich’ klinkt de reinheid van C majeur, geen kruizen en geen mollen.

Hierna volgt een arioso gedeelte waar het scherpe zwaard verbeeld wordt door een snelle continuopartij.

 

In de slotaria wordt 1e en 2e viool samengevoegd evenals 1e en 2e altviool. Samen met de alt solist en het continuo ontstaat zodoende een kwartet.

En Bach maakt hiermee een fuga-achtig deel. De ‘Sünde’ horen we in chromatisch (halve toonsafstanden) dalende lijn van kwartnoten,

de “Teufel’ met grillige snelle zestiende nootjes, en ‘denn dieser hat sie aufgebracht’ met rustige doorgaande achtste noten.

Bij de instrumentale inleiding zijn deze drie elementen al te horen.