4e zondag na Pinksteren – Ochtendgebed

Thema: “Wat zijn de goede vruchten?’ In Galaten 5,22 heeft Paulus het over de vruchten van de Geest: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. In deze tijd na Pinksteren klinkt een aantal verhalen dat zijn uitgangspunt neemt bij een van deze vruchten.

Voorganger: ds. Rienk Lanooy

Organist: Geerten van de Wetering

Ein ungefärbt Gemüte (BWV 24) – een aantal delen van deze cantate wordt in deze dienst ten gehore gebracht o.l.v. Jos Vermunt

 

Via het YouTube-kanaal (beeld en geluid) van de Kloosterkerk of via www.kerkomroep.nl (alleen audio) kunt u de dienst rechtstreeks of achteraf digitaal volgen.

Toelichting bij cantate BWV 24 – voor de 4e zondag na Trinitatis

Deze cantate schreef Bach als nieuwe Thomascantor voor de zondagsdienst van 20 juni 1723. In diezelfde dienst werd tevens cantate 185 uitgevoerd, waarschijnlijk de één voor, de ander na de preek.
De cantatetekst vond Bach in een reeds in 1714 gedrukte bundel van de dichter Erdmann Neumeister. De symmetrie in deze tekst liet Bach ook uitkomen in de compositie: de centrale plaats wordt ingenomen door de tekst uit het Matthäusevangelie voor deze zondag (Matth.7,12): ‘Alles nun, das ihr wollet, dass euch die Leute tun sollen, das tut ihr ihnen’. Dit deel (nr.3) is voor koor en orkest, en valt in twee delen uiteen: vergelijkbaar met de instrumentale vorm: preludium en fuga. In het eerste gedeelte hoort u een afwisseling tussen koor en orkest (dit laatste bestaande uit strijkers, hobo’s en trompet), in het tweede deel maakt Bach een zgn. dubbelfuga: wordt in een normale fuga een thema in een stem geëxposeerd, waarna een tweede stem het thema heeft en de eerste een tegenstem voert, totdat alle stemmen aan de beurt zijn geweest, in deze dubbelversie laat Bach meteen twee verschillende thema’s tegelijk klinken (de ene (tenor) op de tekst: ‘alles nun, das ihr wollet’, de andere (bassen) met: ‘das tut ihr ihnen’). De andere stemmen volgen, waarna ook weer andere stemmencombinaties worden gebruikt. In dit uiterst ingewikkeld stemmenweefsel lukt het Bach ook nog om na 4 thema-inzetten door de stemmencombinaties de trompet een vijfde thema-inzet te laten spelen.
Dit grootse koordeel wordt omgeven door twee recitatieven: het eerste (nr. 2) is voor tenor en continuo. De begeleidingsakkoorden bij ‘Feinde’, ‘Falschheit’, ‘Trug und List’ geven deze woorden de juiste muzikale betekenis. Na het zgn. ‘secco’-begin (‘droog’: alleen losse begeleidingsakkoorden), gaat de melodie en de begeleiding over in een meer doorgaande melodische beweging (arioso).
De heftige tekst in het andere recitatief wordt begeleid door felle akkoorden van het strijkorkest. Vanaf ‘der liebe Gott’ zwijgen de strijkers volgt een arioso voor de zanger en het continuo.
Aria 1 is voor violen en altviool unisono, dat wil zeggen zij spelen dezelfde partij eenstemmig, begeleid door de basso continuo-groep (orgel, cello en contrabas). De baslijn, de vocale sololijn (altstem) en de instrumentale melodie vormen een gelijkwaardig en evenwichtig samenspel.
Gespiegeld aan het centrale koordeel staat de tenoraria nr. 5: de solostem wordt instrumentaal bijgestaan door twee hobo’s d’amore, die bij hun inzetten hetzelfde thema hebben als even later de tenor heeft. De sololijnen vertonen een grote mate van zwierigheid, en ritmische afwisseling, om de tekst (‘macht uns Gott und Engeln gleich’) uit te beelden.
Het slotkoraal is uitgebreider dan gebruikelijk: het orkest heeft, evenals in het A-gedeelte van koordeel 3, zelfstandige tussenspelen tussen de koorfrasen.