Quinquagesima

voorganger: ds. Carel ter Linden

organist: Geerten van de Wetering

Gleich wie der Regen und Schnee vom Himmel fällt (BWV 18)

Residentie Bachkoor / Residentie Bachorkest o.l.v. Jos Vermunt

Solisten:
Caroline Stam – sopraan
Giorgi Sztojanov – tenor
Bert van de Wetering – bas

Gedurende de kerkdienst zijn er in de nevenruimtes: Crèche (0 t/m 3 jaar), Jongste Groep (groep 1 t/m 4 basisschool), Oudste Groep (groep 5 t/8 basisschool) en Jeugdkapel (12 tot 15 jaar, 1e zondag van de maand).

Koffie en thee na afloop van de dienst.

Via de website www.kerkomroep.nl kunt u tot drie maanden terug de kerkdiensten terug luisteren.

Gleichwie der Regen und Schnee vom Himmel fällt
De ontstaansperiode van deze cantate is waarschijnlijk februari 1715, maar er zijn ook aanwijzingen voor één of twee jaar eerder. De tekst haalde Bach uit een cantatebundel van Erdmann Neumeister uit 1711.
De cantate kent twee versies: de vroege uit Weimar voor altviolen en continuo, en de latere versie uit Leipzig, waarbij twee altvioolpartijen worden geoctaveerd met blokfluiten. Een tweede verschil is de toonsoort van beide versies: Weimar g-klein, en Leipzig een hele toon hoger: a-klein. Toch maakte dit in de praktijk niet veel uit omdat op beide plaatsen verschillende toonhoogtes werden gebruikt, die ongeveer 1 à 1 ½ toon verschilden (Chorton en de Kammerton).
De cantate opent met een instrumentale sinfonia. Het beginthema wordt door alle instrumenten eenstemmig gespeeld (unisono), hierna gaan de twee bovenstemmen met elkaar in dialoog, waarbij de baspartij, het continuo, regelmatig refereert aan het openingsthema.
Het basrecitatief is gebaseerd op Jesaja 55: 10-11, waarbij de solist, net als in Bach’s passionen de stem van Christus verbeeldt. Kenmerkend voor de vroege stijl is de afwisseling in recitatieven tussen secco- (losse akkoordbegeleiding) en arioso-gedeelten (melodische begeleidingsfiguren).
Het volgende recitatief (“accompagnato”) wordt naast de basso continuo begeleid door de altviolen en blokfluiten. De vier sologedeelten (tenor-bas-tenor-bas) worden gescheiden door een litaniecitaat ‘Erhör uns, lieber Herre Gott!’, uitgevoerd door het koor, meegespeeld door het orkest. Tekstschilderingen beluisteren we op ‘berauben’, ‘Verfolgung’, ‘Mord und Lästerungen, Wüten und Toben’.
Hierna volgt de enige aria van deze cantate, voor sopraansolo, altviolen en blokfluiten (in oktaven), en continuo. De altviolen en fluiten hebben dezelfde noten (unisono), in een vloeiende beweging van zestiende noten. In het eerste gedeelte vormt de sopraansolo hiermee een contrast, in het tweede gedeelte (‘fort mit allen’) gaat zij hierin mee, om de tekst uit te beelden.
Het slotkoraal, de achtste strofe van het lied ‘Durch Adams Fall ist ganz verderbt’ van Lazarus Spengler uit 1524, is voor koor en orkest.