
In de bijbel begint het verhaal van de Eeuwige en de mens met een tuin en het eindigt met een stad. En daartussen staan veel verhalen waarin de stad een belangrijke rol speelt, maar niet altijd in positieve zin.
Tekst: Rienk Lanooy
Het begint meteen tuin, het paradijs, maar al snel wordt die idylle verlaten. De eerste mens die sterft, Abel, komt om doorbroedermoord. Kaïn vlucht en zijn straf is dat hij rusteloos moet zwerven. Weliswaar niet zonder God. Die merkt hem(zijn voorhoofd?) met het zogenaamde Kaïnsteken: de Eeuwige zal hem beschermen, maar Kaïn kijkt blijkbaar zelden inde spiegel want hij vergeet het merkteken, verlaat God en begint zijn eigen paradijs te bouwen: de stad (Genesis 4,16-17).
In de stad kun je niet zomaar je medemenselijkheid en daarmee je ziel verliezen. Het probleem van de stad is spiritueel
Volgens de Franse denker Jacques Ellul ligt in dat verhaal de kiem van een vaak kritische blik van de bijbel op de stad. Van Kaïn loopt er een lijn via de (stads)toren van Babel, langs Sodom en Gomorra, het immense Babylon en de kritische kijk op de handel en wandel van de koningen in Jeruzalem, tot het zinnebeeldige Babylon uit het boek Openbaring van Johannes, dat staat voor alles wat recht en vrede verhindert. De bijbel doet niet aan gezellige citytrips, vat ik Elluls gedachten over de stad samen. Met het bouwen van de stad wil de mens de ideale samenleving realiseren–zie Kaïn. Niet toevallig maken dictators zich vaak een naam door een stad te (her)bouwen, maar vaak brengt de stad de mensen fysiek wel, maar relationeel niet per se dichter bij elkaar. Eenzaamheid, verlorenheid, dakloosheid en anonimiteit zijn nergens groter dan in de stad en ze worden gevoed door een bestaan dat steeds meer wordt beheerst door technologie en digitalisering. In de stad kun je zomaar je medemenselijkheid en daarmee je ziel verliezen. Het probleem van de stad is spiritueel.
Is er een alternatief? We zien een neiging om het platteland te idealiseren, alsof het daar allemaal koek en ei is. Maar ook daar is het paradijs ver weg. Ook daar spelen de problemen van de stad immers een rol: de vervreemding van de mens van zichzelf en de ander, mens en dier, door techniek en digitalisering. Ellul, lid van de kleine Franse protestantse kerk, is kritisch op iedere idealisering van de stad en de idee dat het goed komt door de juiste managers met de juiste concepten en de juiste implementatie ervan, maar moedeloos is hij niet. We zullen moeten blijven experimenteren met vormen die de mens in zijn stadse omgeving dienen, en dat kan niet zonder enige vorm van spiritualiteit. De zijne was van sobere calvinistische snit: we gaan aan de slag in het besef dat we de ideale stad zelf niet zullen realiseren. Die stad, waarmee het verhaal van de bijbel afsluit, daalt immers af uit de hemel (Openbaring 21). Met andere woorden: zij komt van de Eeuwige zelf vandaan. Zij kent niet de architectuur van de vervreemding, maar van de relatie, niet van de urbane utopie maar van de menselijke maat. Daar leeft de mens samen met de ander en de Eeuwige leeft er onder de mensen, de Abels én de Kaïns.
Bron: ‘Geloof in de stad: spiritueel leven in een urbane cultuur’–een interview met Chris Doude van Troostwijk n.a.v. het verschijnen van het de vertaling van het boek Sans feu, ni lieu uit 1975 van Jacques Ellul (1912-1984)–De grote stad: een bijbels perspectief. Middelburg: Skandalon 2020